Shockschade
wo 5 februari 2020

Shockschade

Shockschade
In de wet is geregeld welke schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen (artikel 6:106 BW). De wetgever heeft beoogd om vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade -immateriële schade- maar in beperkte mate mogelijk te maken. Dit is nog steeds het uitgangspunt, al is hierop wel enige uitbreiding gekomen door de mogelijkheid om shock- en affectieschade te vergoeden. In dit artikel ga ik wat dieper in op shockschade naar aanleiding van een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Holland.

Wat is shockschade?
Shockschade kan worden gedefinieerd als psychische schade die ontstaat door het waarnemen van een ongeval of door de directe confrontatie met de gevolgen daarvan. De Hoge Raad heeft in het Taxibus-arrest  de mogelijkheid gecreëerd om aanspraak te maken op vergoeding van shockschade. Voor vergoeding hiervan is echter alleen onder strikte voorwaarden plaats; niet alleen is noodzakelijk dat er sprake is van confrontatie met een gebeurtenis of de directe gevolgen daarvan, maar ook dat dit een heftige emotionele schok teweeg heeft gebracht, welke schok heeft geleid tot geestelijk letsel. Dit zal vooral aan de orde zijn als bij dit gebeuren een naaste ernstig gewond is geraakt of is omgekomen.     

Beperkte vergoeding van immateriële schade
De rechter heeft er duidelijke bedoelingen mee om vergoeding van immateriële schade alleen onder hele strikte voorwaarden mogelijk te maken en dat is wat mij betreft op zichzelf een goed uitgangspunt. Tegelijkertijd moeten we constateren dat dit uitgangspunt en de invulling daarvan in de praktijk soms tot schrijnende resultaten leidt.
 
Recent bleek dit wat mij betreft weer uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland van 8 januari 2020 . De rechter heeft uitspraak gedaan in de zaak die een zus en de vader van Milica van Doorn aanspanden tegen de moordenaar van hun zus/dochter. 

De casus
Een korte schets van wat er gebeurd is: op 8 juni 1992 werd Milica van Doorn door de politie dood aangetroffen. Zij was toen 19 jaar. Zij bleek het slachtoffer van een seksueel misdrijf en is vermoord. Zij had onder meer forse steek- en snijverwondingen in haar hals en gelaat. De dader bleek jarenlang onvindbaar, maar is met behulp van een DNA-verwantschapsonderzoek in 2017, toch opgespoord. Het was overigens de eerste keer in Nederland dat door een DNA-verwantschapsonderzoek via een familielid een verdachte is gevonden. De verdachte is vervolgens strafrechtelijk veroordeeld. Voor de volledigheid moet opgemerkt worden dat hoger beroep is ingesteld tegen dit vonnis van de strafrechter. Die kwestie loopt nog ten tijde van het schrijven van dit artikel.

Een zus en de vader van Milica (“eisers”) hebben ondertussen een procedure aangespannen bij de civiele rechter. Zij willen dat de dader van de moord op hun zus/dochter (“gedaagde”) hun schade vergoedt. De eisers stellen dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door Milica te verkrachten en te doden en zij stellen dat zij hierdoor materiële en immateriële schade hebben geleden. 

Op grond van wat de partijen hebben aangevoerd, ook over de strafzaak, staat voor deze rechter voldoende vast dat de gedaagde zich schuldig heeft gemaakt aan een onrechtmatige daad.  De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of de materiële en immateriële schade van de eisers voor vergoeding in aanmerking komt. De schade bestaat uit meerdere onderdelen, maar in dit artikel ga ik alleen in op de vordering vergoeding van shockschade die zowel zus als vader neerleggen. 

De shockschadevordering van de zus
De zus van Milica, destijds 17 jaar, was alleen thuis toen de politie haar kwam vertellen dat haar zus dood gevonden was. Zij heeft met de politie gewacht tot haar ouders thuis waren, om het vreselijke nieuws ook de ouders te vertellen. Daarnaast is de zus in de dagen dat Milica thuis lag opgebaard, dagenlang geconfronteerd met de (niet geheel te camoufleren) snij- en steekwonden in haar hals en gelaat. De zus van Milica stelt dat zij hierdoor een hevige schok heeft gehad met ernstige depressieve stoornis als gevolg, zodat zij hierdoor shockschade heeft geleden.

Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet voldaan aan het vereiste van een directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het misdrijf. Dit vereiste voor toewijzing van een shockschadevergoeding is geformuleerd in eerdere uitspraken van de Hoge Raad . De zus van Milica krijgt géén shockschadevergoeding toegewezen.

De shockschadevordering van de vader
De vader van Milica heeft eveneens een vergoeding van shockschade gevraagd. Hij moest zijn dochter in het mortuarium identificeren. Hij is hierdoor op directe wijze geconfronteerd met de gevolgen van het overlijden van zijn dochter door het zeer heftige (seksuele) geweld. Dit heeft bij hem een posttraumatische stressstoornis veroorzaakt. De rechtbank is van oordeel dat in het geval van vader wél is voldaan aan het vereiste van directe confrontatie. Ook is voldaan aan het tweede vereiste, namelijk dat deze hevige emotionele schok heeft geleid tot geestelijk letsel (namelijk posttraumatische stressstoornis).

De vader kan wél aanspraak maken op vergoeding van shockschade. 

Vervolgens is de vraag dan hoe hoog die vergoeding moet zijn. De hoogte van zo’n vergoeding moet naar billijkheid worden vastgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met alle omstandigheden. Een rol hierbij spelen onder meer de aard van de aansprakelijkheid, de ernst van het verwijt dat de gedaagde gemaakt wordt en de aard en ernst van het psychische letsel. Ook moet de rechter rekening houden met bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De rechtbank gaat uitgebreid in op de elementen die zij laat meewegen en wijst in deze zaak een shockschadevergoeding van € 10.000,00 toe aan de vader. 

Affectieschade
Overigens is de mogelijkheid voor vergoeding van immateriële schade per 1 januari 2019 uitgebreid. In de wet is toen opgenomen dat de aansprakelijke partij in voorkomend geval ook affectieschade dient te vergoeden. Affectieschade is de immateriële schade bestaande uit het verdriet dat iemand heeft doordat een naaste ernstig gewond raakt of zelfs komt te overlijden door een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. In de regeling is omschreven welke personen aanspraak kunnen doen op vergoeding van affectieschade (de directe kring van dierbaren). Ook is bepaald hoe hoog de vergoeding per categorie van naasten is. Deze mogelijkheid bestaat alleen voor gebeurtenissen die zich na 1 januari 2019 hebben voorgedaan/voordoen. Dit kan de familie van Milica van Doorn dus helaas niet baten.

Zouden de vader en zus van Milica een beroep op deze regeling hebben kunnen doen, dan zouden zij beiden een vergoeding voor affectieschade hebben ontvangen. De hoogte van de vergoeding zou wel verschillend zijn, dat dan weer wel. 

Conclusie
De Hoge Raad heeft destijds voorzien in een behoefte door shockschadevergoeding mogelijk te maken. De Hoge Raad heeft hieraan echter stringente voorwaarden gesteld. Dit past in de systematiek die wij in Nederland op dit gebied hebben. Maar zoals de hier behandelde casus schetst, kan dit leiden tot lastig te accepteren resultaten. 

Voor gebeurtenissen vanaf januari 2019 zou (ook) een beroep op vergoeding van affectieschade een kans van slagen kunnen hebben. Ook dat is in een voorkomend geval dus beslist de moeite van het onderzoeken waard. 

  1) Taxibus-arrest HR 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356
  2) ECLI:NL:RBNHO:2020:17
  3) Taxibus-arrest HR 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356 en Vilt-arrest HR 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8583
immateriële schade, shockschade, letselschade, Milica van Doorn, rechtbank, uitspraak, jurisprudentie, schadevergoeding, affectieschade